A aet. - aetatis suae - oud zijnde aetas - oud (leeftijd) ab hoc die - van deze dag af ab hoc mense - van deze maand af ab intestato - zonder testament abortivus - te vroeg geboren kinde, miskraam acatholica - niet katholieke vrouw acatholicus - niet katholieke man actum - geschied, gedaan actum in judico - verhandeld, geschied voor het gerechtshof aetas - leeftijd aetatis suae - oud zijnde aetatis venia - wettelijke meerderjarigverklaring handlichting) affinis - aanverwant affinitas - aanverwantschap agnatus - bloedverwant van vaderskant amicitia - vriendschap amita - tante (zuster van vader) ancilla - dienstmeisje ann - jaar/jaren (afk.) anniversarium - verjaardag anno elapso - in het voorafgaande jaar anno passato - in het voorafgaande jaar anno praeterito - in het voorafgaande jaar annuatim - jaarlijks ante - voor (ante 1795 = voor 1795) apud - bij aqua - water armiductor - schermmeester, vechtmeester armiger - schildknaap art. lib - artes liberales - de vrije kunsten attestatio de morte - verklaring van overlijden attestatio de vita - verklaring van leven auctor generis - stamvader van een familie auctor gentis - stamvader van een familie avi - voorouders avia - grootmoeder avitus - voorvaderlijk, van grootvader of van grootmoeder avunculus - oom (broeder van moeder) avunculus magnus (of maior) - broeder van grootmoeder (oudoom) avus - grootvader (soms: overgrootvader) B baptisata - gedoopt (meisje) baptisatus - gedoopt (jongen) baptisatus a ministro haeretico - gedoopt door een ketterse bedienaar barbetonsor - barbier bimaritus - voor de tweede maal gehuwd C calis - zwerver carmina ad cunas - wiegeliedjes catalogus confirmatorum - naamlijst van gevormden caupona - herberg, kroeg causa civilis - burgerlijke rechtzaak cellarium - kelder cerdo - schoenlapper chartarius - papiermaker chyrotecarius - handschoenmaker claustrasius - slotenmaker coctor cereviciae - brouwer coemetarium - kerkhof cognatio - verwantschap cognatus - bloedverwant cognomen - achternaam/familienaam colonus - boer confessarius - biechtvader confirmatorum - bevestiging/bekrachtiging coniugium - huwelijk coniunx (coniux) - echtgenoot (echtgenote) conjuges - echtgenoten, het echtpaar conjunctie sunt - zijn door het huwelijk verenigd consanguinea - bloedverwante (zuster) consanguineus - bloedverwant (broer) consanguinitas - bloedverwantschap consobrina - nicht, kind van zuster consobrinus - neef, kind van zuster contrahunt - zij trouwen contraxerunt - zij hebben een huwelijk aangegaan copulatio - huwelijksvoltrekking coram - ten overstaan van coram me - in mijn tegenwoordigheid cordifex - touwslager corrigator - gordelmaker costa - vrouw (oorspronkelijk: rib!) cum dispensatione impedimenti consanguinitas - vrijstelling van huwelijks beletsel vanwege verwantschap cunae - wieg custos - toezichthouder, koster D Defuncta - overleden vrouw Defuncti - overleden (meervoud) Defunctus - overleden man Dempto - zonder, met uitzondering van Dictum - geschrift inzake rechterlijke uitspraak Dictus - gezegd Didymi (eigenlijk van het Griekse Didumoi - tweeling dies irae - (op) de dag der wrake die - dag/op de dag/de dato Dies - dag Dies natalis - geboortedag Die sequenti - op de volgende dag Doliator - kuiper Domina - (adelijke) vrouwe Dominus - (adelijke) heer Donatio - schenking Dum viveret - in zijn leven (terwijl of zolang hij leefde) E Eadem - hetzelfde (vrouwelijk) eccl. - kerk (afk.) Ecclesia - kerk ecclesia parochiali - parochiekerk Ecclesiastes - geestelijke Ejusdem - van hetzelfde Emptor bladorum - korenkoper Eodem die - dezelfde dag Episcopus - bisschop Eques - ruiter, later: ridder et - en Exitus - het einde, het uitgaan, dodelijke afloop van een ziekte Exposita - vondelinge (meisje) Expositus - vondeling (jongen) ex protestantismo conversus - vanuit het protestantisme overgegaan Extraneus - vreemdeling Extrema unctio - laatste oliesel Extremis munita - van de laatste sacramentenvoorziene vrouw Exue - uittocht, aftocht (schatting) F Faber - smid Faber liguaris - kopersmid Factus tribus bannis - na drie afkondigingen Factus trubus proclamationibus - na drie afkondigingen Familia - (later:) gezin. oorspronkelijk: allebewoners van 1 huis Famula - dienstmaagd Famulus - dienstknecht, bediende, leerling, schildknaap Fere - bijna, ongeveer Fideicommis - erfstelling over de hand Fidejussio - borgstelling Fidejussor - borg, later: peet fil. leg. - wettige zoon/dochter (afk.) Filia - dochter Filia fratris - nicht (dochter van broer) filia legitima - wettige dochter Filia relicta - nagelaten dochter Filia sororis - nicht (dochter van zus) Filiaster - stiefzoon of stiefkind, later: schoonzoon filius - zoon Filius fratris - neef (zoon van broer) filius legitimus - wettige zoon Filius sororis - neef (zoon van zuster) Folio recto - voorzijde van een blad (rechterpagina) Folio verso - keerzijde van een blad (linkerpagina) Forbitor - zwaardveger Frater - broeder Frater germanus - volle (eigen) broer Frunitor - looier Fullo - volder G galgiator - laarzenmaker gemella - tweelingzus gemellae - tweelingen (meisjes) gemelli - tweelingen (jongens) gemellus - tweelingbroer geminnae - tweelingen gemini - tweelingen gener - schoonzoon genetica - erfelijkheidsleer germana - zuster germanus - broeder grimellator (gruellator) - gorter, gruiter H habitans - inwoner heres - erfgenaam heredes - erfgenamen hereditas - erfdeel, nalatenschap hereditas paterna - vaderlijk erfdeel hoc loco - op deze plaats hora - uur hora matutina - morgenstond hospes - gastheer (herbergier, waard) hujus loci - van deze plaats humata - begraven vrouw humatus - begraven man I idem - dezelfde (hetzelfde) illegitima - onwettig (vrouwelijk) illegitimus - onwettig (mannelijk) illustrissima domina - doorluchte vrouw imperator - keizer imperatrix - keizerin incertus - onbekend, onzeker incola - inwoner in facie ecclesiae - ten overstaan van de kerk infans - kind informator - huisleraar in margine - aantekening in de kant van de akte inopinate - onverwacht/onverhoeds/plotseling institor - (mars)kramer, koopman, handelaar institutor - commissaris intronisati sunt - zij zijn getrouwd intronisatus - voor het altaar getrouwd iuris consultus - advocaat, rechtsgeleerde J judex - rechter juncti sunt - zijn (door het huwelijk) samengevoegd junior - jonger, de jongere juris consultus - rechtsgeleerde juvenis - jongeling, vrijgezel L lanio (lanius) - vleeshouwer lapicida - steenhouwer lectori salutem - de lezer heil legio - regiment legitima - wettige (vrouw of dochter) legitimus - wettige (man of zoon) levans - peet (de ten dooop heffende) levavit - hij of zij hief ten doop lex - wet liberarius - boekbinder liber denuntiatonum - boek van afkondigingen (transporten) ligata - echtgenote ligatus - echtgenoot linifex (liniarius) - linnenwever loco - in plaats van locus - (woon)plaats locus sigili - plaats van het zegel lorarius - zadelmaker ludi magister - ludimoderator - schoolmeester M macello - slager magister - meester (van een academische graad) maji - mei mansus - hoeve marge - onbeschreven rand van een blad papier marita - echtgenote, gemalin mariti - de echtgenoten maritus - echtgenoot marti - maart masculinus - mannelijk masculus - mannelijk mater - moeder mater meretrix - ongehuwde moeder maternus - van moederskant matertera - tante (zuster van moeder) matrimonio ex primo - uit het eerste huwelijk (van de ouders) matrimonio juncti sunt - zijn door het huwelijk verbonden matrimonium - huwelijk matrimonium contrahunt - sluiten een huwelijk matrimonium contraxerunt - hebben een huwelijk gesloten matrimonium subsequens - (door) later huwelijk (gewettigd) matrimus - iemand wiens moeder nog leeft matrina - meter (peetmoeder) matrona - getrouwde vrouw, huismoeder matruela - dochter van de zuster van de moeder matruelis - zoon van de zuetr van de moeder mechanicus - handwerker mens - maand/maanden (afk.) mercator - koopman mercator ferri - ijzerhandelaar meretrix - vrouw van lichte zeden meredies - middag miles - soldaat milites proles - soldatenkind mola (molendium, molina) - molen molendinarus (molitor) - molenaar monachus - monnik monialis - non mors civilis - verlies van burgerrecht mortua - overleden vrouw mortualis - heffing voor de begrafenisplechtigheid mortui - overledenen mortuus - overleden man munita/munitus - toegediend N nata - geborene (meisje) natus - geborene (zoon) negociator - handelaar, koopman nepos - kleinzoon, neef, nakomeling neptis - kleindochter nobilis - adelijk, voornaam heer noe (noie) afkorting voor nomine, namens nomen - voornaam nomen est omen - de naam is een voorteken nomen et omen - de naam en zijn betekenis gelijk (bakker heten en zijn) nomina - namen nomina baptisorum - naamlijst van gedoopten nomina defunctorum - naamlijst der overledenen nomina matrimonio iunctorum - naamlijst der gehuwden nomine - naam nomine - namens, in naam van nota bene - let wel notamine - bijzonderheden/notities noverca - stiefmoeder novercus - stiefvader nuptae - bruiloft nuptias celebrare - bruiloft vieren nurus - schoondochter O obiit - dood/overleden obituarium - dodenboek obstetricator - vroedmeester obstetrix - vroedvrouw omnibus - alle operarius - handwerker oppidum - stad oppidamus - stedeling, burger orba - weeskind (meisje) orbitas - ouderloosheid, kinderloosheid orbus - weeskind (jongen) origo - oorsprong, afkomst oriundus - kind van, afkomstig uit P paelex (pellex) - bijvrouw pagulus - gehucht pannicida - snijder, kleermaker pannitonsor - droogscheerder (van laken) parentes - ouders parochiali - parochie parochus - pastoor, hoofd van een parochie paroecia - RK gemeente, parochie pastor - pastoor (herder) pater - vader paternus - vaderlijk, van vaderskant patres - vaders, voorouders patria - vaderland, geboorteland patriciaat - de gezamenlijke patriciers, aristocratie patrimus - iemand, wiens vader nog leeft patrinus - peetvader (peter) patrini - peetouders patritus - van vader geerfd patrius - vaderlijk, voorvaderlijk patrona/patronus - (schuts)patroon/patroonheilige patronymicum - vadersnaam patruelis - neef van vaderskant patruus - oom (broer van vader) patruus maior - oudoom (broer van (over)grootvader) pecunia - geld pellifex - pellio - pellipetarius - bontwerker peregrimus - vreemdeling, van elders afkomstig pictor - schilder piscator - visser platea - straat, steeg pluvia - regen poliator - geneesheer, stadsdokter posteri - nakomelingen posteritas - nakomelingschap post(h)uma - na de dood van de vader geboren kind (dochter) post(h)umus - na de dood van de vader geboren kind (zoon) post illa verba textus - na die woorden van de tekst prae - voor praetor - schout, burgemeester praetorium stadhuis praeviis tribunis bannis - nadat 3 huwelijks-afkondigingen waren voorafgegaan presbyter - priester pridie - gisteren pridie nata - de vorige dag geboren proavia - overgrootmoeder proavitus - van de voorouders geerfd probandus - hij die het bewijs moet bijbrengen, de te ondervragen persoon procuratio at lites - volmacht om op te treden in een geschil voor rechtbank procuratio at negotia - handelsvolmacht pro Deo - om Godswil, gratis proles - kind proles illegitima - onwettig kind proles spuria - onecht kind promulgatio - huwelijksafkondiging pronepos - achterkleinzoon proneptis - achterkleindochter puella - meisje puella publica - meisje van lichte zeden puer - knaap puerpera - kraamvrouw puerperium - kraambed pupillus - onmondige wees Q quadriarius - voerman quod attestor - wat ik betuig quandam - eertijds, wijlen R regina - koningin regio - landstreek regius - koninklijk relicta - weduwe, achtergelaten vrouw renata - gedoopt meisje renatus - gedoopte jongen residet - woont rex - koning S S. - heilige (afk.) sacellanus - kapelaan sacra - heilig sacramentis - sacramenten sacra unctione - heilig oliesel sacrifista - koster (ook: sacristanus) sancta - heilige sanctus - heilige sarrator lignorum - houtzager sartor - kleermaker scabinus - schepen scolaris - scholier scorta - lichtekooi (ongehuwde moeder) scrinipar - schrijnwerker sculte (scultis) - schout(en) secretarius - stadsschrijver secunda - tweee (vrouw) sellator - zadelmaker senex - grijsaard senior - de oudere sepultor mortuorum - doodgraver servus - knecht, dienaar, schildknaap sic - zo, aldus sigillum - teken, beeld, zegel (signum) sobrina - nicht van moederskant sobrinus - neef van moederskant socer - schoonvader socrinus - zwager socrus - schoonmoeder solvit - hij/zij heeft (hebben) betaald, afgelost soror - zuster sponsa - bruid sponsus - bruidegom, verloofde sportifex - mandenmaker sprintifex - speldenmaker spuria - onwettige dochter spurius - onwettige zoon stagnifusor - tinnegieter stitor - kramer submersus - verdronken suscepit - hij/zij hief ten doop susceperunt - hebben ten doop gehouden susceptor - doopheffer, peter susceptrix - doophefster, meter sutor - schoenmaker T tabernator - waard, kastelein tector - stucadoor, frescoschilder tempore - ten tijde van tempore necessitatis - in tijd van nood testes - getuigen, peten textor - wever textor laneorum - wolwever textor lineorum - linnenwever textor tapitorum - linnenwever thorus - bed, huwelijk thoro ex illegitimo - uit onecht gesproten tinctor - verver tornator - pottenbakker trigemini - drieling tumulata - begraven vrouw tumulatus - begraven man tutor - voogd U ultimus familiae - laatste van de familie unicus - de enige unctione - oliesel/zalving unctio extrema - laatste oliesel, zalving (van een stervende) uterini - van dezelfde moeder uterque - beiden uxor - echtgeno(o)t(e) uxoratus - getrouwd V vagus - zonder vaste woonplaats, rondtrekkend vel - of venator - jager venia - toestemming, verlof venia aetatis - meerderjarigheidsverklaring Verbi Divini Minister - predikant, dienaar van het goddelijke woord vero - waarachtig vespillo - doodgraver, lijkbidder viaticum - stervenssacrament vicus - dorp vide - zie videlicet - te weten, namelijk vidimus - wij hebben gezien vidit - gezien vidua - weduwe viduus - weduwnaar villa - dorp villacus - dorpeling, beheerder van landgoed vinitor - wijnkoper, wijnhandelaar vir - man virgo - maagd vistelator - fluitspeler, speelman vitricus - stiefvader vitrifex - glazenmaker votum - (gerechts)oordeel, besluit votum secundum - tweede keus, tweede huwelijk vulgo - algemeen